Is je persoonlijkheid gelinkt aan je hoogbegaafdheid?

Er hangt vaak een stereotiep beeld op van hoogbegaafde of hoogintelligente mensen. Ze zijn vreemd, teruggetrokken, ietwat asociaal, onbegrijpbaar en soms zelfs arrogant. Maar is er eigenlijk wel een verband tussen hoogbegaafdheid en persoonlijkheid? Is bijvoorbeeld een introvert vaker hoogbegaafd dan een extrovert?

De meerderheid van de onderzoeken die daarrond gedaan worden baseren zich op de persoonlijkheidstheorie van Jung om de classificatie te maken. Jung stelt dat er vier psychologische functies zijn. Je hebt denken, voelen, gewaarwording en intuïtie. Is er een link tussen deze 4 functies en hoogbegaafdheid? Het antwoord is uiteraard niet eenduidig.

Introvert (I) vs Extrovert (E)

Als we naar de algemene populatie kijken kan je 25% introverten vinden. Als we enkel naar de populatie van hoogbegaafden kijken, vinden we daar 50% introverten terug (Delbridge-Parker & Robinson, 1989; Gallagher, 1990; Hoehn & Bireley, 1988). Dit doet ons vermoeden dat er effectief een link is tussen hoogbegaafdheid en introvertie/extrovertie. Er is echter ook een onderzoek dat stelt dat hoge creativiteit als gevolg heeft dat men zowel kenmerken van introvertie als extraverte kan vertonen;(Csikszentmihalyi, 1997) terwijl de algemene populatie voornamelijk de ene of de andere eigenschap overwegend heeft. Ook in het geval van deze hoge creativiteit zien we dat de voorkeur van de meeste hoogbegaafden gaat naar het introverte.

Sensing (S) vs Intuition (N)

Jung (1971) gelooft dat mensen de wereld op verschillende manieren waarneemt. Voornamelijk door onze zintuigen (Sensing) of door ons Intuïtie (Intuition). Mensen die vooral Sensing zijn, zijn daardoor vaak factueel en erg oplettend. Deze mensen zullen een probleem voorzichtig en doordacht benaderen (Jung; Lawrence, 1984; Spoto, 1995). Spoto zegt dat intuïtieve types de dingen vaak holistischer en kritischer benaderen. Ze proberen zo het geheel te zien boven de onderdelen. Daardoor tonen ze vaak veel verbeeldingskracht, analyse, speculatie en zijn ze creatiever. Ze kunnen eenvoudiger om met abstracte, theoretische en algemene verbanden.

Onderzoek wijst uit dat de meerderheid van hoogbegaafde adolescenten eerder intuïtief is terwijl 70% van de algemene populatie een voorkeur heeft voor Sensing. (Gallagher, 1990; Hawkins, 1997; Hoehn & Bireley, 1988; Mills, 1983; Myers & McCaulley, 1985a, 1985b; Olszewski-Kubilius & Kulieke, 1989; Williams, 1992).

Thinking (T) vs Feeling (F)

Feeling types hechten in hun beslissingen veel belang aan harmonie en hun relatie met mensen. Ze maken eerder subjectieve beslissingen met de waarden van de maatschappij in het achterhoofd. Aan de andere zijde zet Jung (1971) de Thinking types. In tegenstelling tot feeling types leggen thinking types de nadruk op logica en objectiviteit in hun redeneringen. Deze voorkeur onderdrukt waarden en maakt gebruik van onpersoonlijke gevoelens in het nemen van beslissingen (Spoto,1995). In de populatie van hoogbegaafden is er veel variatie in de voorkeur voor Thinking en Feeling. Een deel van die variatie kan verklaard worden door geslacht en leeftijd (Bireley, 1991). Er lijkt in dit geval minder verband te zijn met hoogbegaafdheid.

Perceiving (P) vs Judging (J)

Myers breidde de theory van Jung uit door het toevoegen van een laatste polariteit : Perceiving vs Judging, volgens haar gelinkt aan de extraversie en introversie polariteit (Spoto, 1995). Het verwijst naar het proces dat een persoon gebruikt om met de buitenwereld om te gaan. Een Judging type is goed georganiseerd, systematisch en ordelijk. Deze persoon heeft een eerder geplande manier van werken terwijl een Perceiving type eerder spontaan, ontvankelijk en begripvol is. Deze persoon heeft een meer flexibele manier van leven (Myers & McCaulley, 1985a).

De meerderheid van de algemene populatie heeft een voorkeur voor Judging. In de HB populatie zien we een sterkere voorkeur voor Perceiving (Gallagher, 1990; Hawkins, 1997; Hoehn & Bireley, 1988; Mills, 1984; Myers & McCaulley, 1985b; Williams, 1992)

Als we kijken naar de Myers-Briggs Type indicator en we analyseren hoevaak het type INTP voorkomt binnen de populatie van hoogbegaafden, dan komen we op 16%. Dat is merkwaardig, gezien dat in de algemene populatie slechts 3% is. Het percentage ligt daar dus significant hoger. Dit wil niet zeggen dat andere persoonlijkheidstypes niet hoogbegaafd kunnen zijn. Hoogbegaafdheid komt in alle types voor. Alleen in de éne wat meer dan in de andere.

Delbridge-Parker, L., & Robinson, D. C. (1988). Type and academically gifted adolescents. Journal of Psychological Type, 17, 66–72.

Gallagher, S. A. (1990). Personality patterns of the gifted. Understanding Our Gifted, 3, 11–13.

Hoehn, L., & Birely, M. K. (1988). Mental processing preferences of gifted children. Illinois Council for the Gifted Journal, 7, 28–31.

Csikszentmihalyi, M. (1997). Creativity: Flow and the psychology of discovery and invention. New York: HarperCollins.

Jung, C. G. (1971). Psychological types. In H. Read, M. Fordham, G. Adler, & W.

Lawrence, G. (1984). A synthesis of learning style research involving the MBTI. Journal of Psychological Type, 8, 2–15.

Spoto, A. (1995). Jung’s typology in perspective (Rev. ed). Wilmette, IL: Chiron.

Myers, I. B., & McCaulley, M. H. (1985a). Manual: A guide to the development and use of the Myers-Briggs Type Indicator. Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press.

Gallagher, S. A. (1990). Personality patterns of the gifted. Understanding Our Gifted, 3, 11–13.

Hawkins, J. (1997). Giftedness and psychological types. Journal of Secondary Gifted Education, 9, 57–67

Mills, C.J. (1983, April). Personality characteristics of the gifted adolescents and their parents: Comparisons and implications for achievement and counseling. Paper presented at the annual meeting of the American Educational Research Association, Montreal.

Myers, I. B., & McCaulley, M. H. (1985b). Gifted students from Arlington County: A guide to the development and use of the Myers-Briggs Type Indicator. Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press.

Olszewski-Kubilius, P. M., & Kulieke, M. J. (1989). Personality dimensions of gifted adolescents: A review of the empirical literature. Gifted Child Quarterly, 32, 347–352.

Williams, R. (1992). Personality characteristics of talented and gifted students as measured by the Myers-Briggs Type Indicator and Murphy-Meisgeir Type Indicator for children. (Doctoral dissertation, East Texas State University, 1992). Dissertation Abstracts International, 53, 111

Bireley, M. (1991). Learning styles: One way to help gifted adolescents understand and choose life styles. In M. Bireley & J. Genshaft (Eds.), Understanding the gifted adolescent: Educational, developmental, and multicultural issues (pp. 189–200). New York: Teachers Collage Press.

Vorige
Vorige

Hoogbegaafden zijn altijd succesvol. Of niet?

Volgende
Volgende

Waarom je jezelf niet kan zien.